Meetinstrumenten ouderen

Periode 1&2 - Woensdag 3 oktober t/m vrijdag 9 november 2018


Opdracht:

Tijdens de les zijn een aantal tests besproken. Deze tests staan ook op BB. Voer twee van deze tests uit bij twee ouderen (65 plus). Een oudere dient een "gezonde" oudere te zijn. Bij de andere oudere dient er een cognitief probleem te zijn, of te worden vermoed.

Zoek bij de twee tests methodologische informatie (denk aan: betrouwbaarheid, validiteit, normen, domein, sensitiviteit, specificiteit, responsiviteit) en geef een reflectie op deze gegevens. (de inhoud van les 3 geeft richting hoe je dient te reflecteren)

Terwijl je bij de ouderen bent, en ook de testen uitvoert, observeer je beide ouderen vanuit de kennis die je in les 1 hebt opgedaan Schrijf hier een verslag over (Veelal is het verstandig om van tevoren al te bedenken waar je je observatie op wilt richten. Maak hier een lijstje van).

Observeer de oudere met de cognitieve problemen en beschrijf met de kennis uit les 2 en eventueel je test resultaten wat je bij hem/haar opvalt.

Vermeld en bespreek je test resultaten van beide ouderen. 


Test 1 - Methodologische informatie: Geriatric Depression Scale 15 (GDS-15)

Betrouwbaarheid
Het blijkt dat de GDS een zeer hoge betrouwbaarheid heeft. Uit onderzoek is gekomen dat de betrouwbaarheid hoger is dan de BDI (Beck depression inventory) en de Self-rating Depression scale (ZUNG).

Validiteit
De GDS is in een klinische setting betrouwbaar en valide.

Normen
Als de score hoger dan 6 is er mogelijk sprake van een depressie (interpretatie). Er is hierin een driedeling te maken voor de GDS-15:
0-4= niet depressief
5-10= mild depressief
11+= zeker depressief

De antwoordsleutel voor de GDS-15 ziet er als volgt uit:

Per antwoord dat overeenkomt wordt er één punt gescoord.

Domein
Overig, ongespecificeerd

Sensitiviteit
Een range van 0.60 en 0.94 (gemiddeld 0.8)

Specificiteit
Waardes tussen de 0.57 en 0.87 (gemiddeld 0.75)

Responsiviteit
Niet bekend

Reflectie op de GDS-15:
Over de betrouwbaarheid van dit meetinstrument is geen duidelijk cijfer te vinden. Wel is bekend dat dit meetinstrument betrouwbaarder is dan BDI (Beck depression inventory) en de Self-rating Depression scale (ZUNG), maar alle drie de meetinstrumenten meten iets anders, dus dit geeft nog steeds weinig informatie over de betrouwbaarheid. Verder is het meetinstrument valide en betrouwbaar in de juiste setting. Volgens de norm is er mogelijk sprake van een depressie als de score hoger is dan 6. De sensitiviteit is 0,8 dit is redelijk hoog bij een max. van 1, dus als de test positief is, is de kans groot dat er een depressie aanwezig is. De specificiteit is iets lager dan de sensitiviteit, maar nog steeds hoog. Dit betekent als de uitslag negatief is dan is de kans groot dat een depressie afwezig is. Van de responsiviteit waren geen gegevens bekend. Hierdoor is het moeilijk om te zeggen of het meetinstrument in staat is om een verandering bij een persoon te meten. Kortom, met de gegevens die ik heb gevonden kan ik zeggen dat het meetinstrument een indicatie kan geven, maar geen volledige diagnose.

Observatie:

De eerste vragenlijst die ik heb afgenomen was de Geriatric Depression Scale 15 (GDS-15). Ik heb deze vragenlijst bij een gezonde 68-jarige vrouw zonder klachten afgenomen. In mijn observatie heb ik gelet op drie punten: de gezichtsuitdrukking, de lichaamsuitdrukking en de pauzes tussen de vragen.

Gezichtsuitdrukking

Voordat ik begon met het afnemen van de GDS15 heb ik de vragenlijst eerst kort geïntroduceerd. Hierna is de vrouw begonnen met het invullen van de vragenlijst. Aan het gezicht van de vrouw kon ik zien dat zij weinig moeite had met de vragen, maar af en toe wel schrok van de vragen die gesteld werden over het leven.

Lichaamsuitdrukking
Van de lichaamsuitdrukking van de vrouw kon ik weinig afleiden, behalve dat ze rustig en niet nerveus was.

Pauzes tussen de vragen
De vrouw kon de vragen makkelijk beantwoorden, waardoor er snel door de vragenlijst heen werd gegaan. De pauzes tussen de vragen waren minimaal.

Uitslag:
De vrouw had een score van 2. De vrouw is volgens de GDS15 niet depressief.

(Engelen & Joeris 2012)

Test 2- Methodologische informatie: Gestandaardiseerde Mini-Mental State Examination (S-MMSE)

Betrouwbaarheid
Correlaties tussen 0.38 en 0.99

Validiteit
De MMSE kan patiënten met matige tot ernstige cognitieve stoornissen goed onderscheiden van gezonde cognitief gezonder personen. De MMSE is minder sensitief bij lichte cognitieve stoornissen. Er spelen hier veel variabelen een rol.

Normen
De maximale score is 30, een score van 24 of lager kan cognitieve aantasting aantonen. Een lagere score kan als volgt geïnterpreteerd worden: ernstig (≤ 9 punten), matig (10-20 punten) of mild (21-24 punten).

Er is ook onderzoek gedaan naar normgegevens bij patiënten met een CVA:
- Het afkappunt voor de screening van 1 cognitief verstoord domein was 27/28 (sensitiviteit 0.72);
- Het afkappunt voor de screening van minimaal 4 beperkte domeinen was 26/27 (sensitiviteit 0.82);
- Het afkappunt voor de screening van dementie was 23/24 (sensitiviteit 0.96).

Domein
Mentale functies

Sensitiviteit
87%

Specificiteit
89%

Responsiviteit
Niet bekend

Reflectie op het meetinstrument:
De betrouwbaarheid van de Gestandaardiseerde Mini-Mental State Examination (S-MMSE) ligt tussen de 0,38 en 0,99 bij een max. van 1. Dit is erg verspreid en hierdoor is er weinig te zeggen over de betrouwbaarheid. Over de validiteit is ook wat te zeggen. De S-MMSE kan matige tot ernstige cognitieve stoornissen goed onderscheiden van gezonde cognitief gezonder personen, maar is minder sensitief bij lichte cognitieve stoornissen. Het is dus moeilijk om dit meetinstrument te gebruiken in de beginfase van een cognitieve stoornis. De maximale score die behaalt kan worden is 30 en een score onder de 24 kan cognitieve aantasting aantonen. Een lagere score kan als volgt geïnterpreteerd worden: ernstig (≤ 9 punten), matig (10-20 punten) of mild (21-24 punten). Hierbij spelen ook weer verschillende variabelen een rol, zoals: het aantal cognitieve domeinen die aangetast zijn. Het is dus moeilijk om één duidelijke lijn te volgen met dit meetinstrument. Verder is de sensitiviteit 87%, dit geeft bij een positieve uitslag aan dat het voor 87% kan kloppen. De specificiteit is 89%, dit geeft aan dat het bij een negatieve uitslag voor 89% kan kloppen. Over de responsiviteit is niks bekend, waardoor het moeilijk te zeggen is of dit meetinstrument in staat is om verandering bij een persoon aan te geven. Kortom, dit meetinstrument kan een goede indicatie geven over de aanwezigheid van cognitieve problemen, maar er spelen veel variabelen een rol, waardoor het moeilijk is om hiermee een goede diagnose te stellen.

Observatie:

De tweede vragenlijst die ik heb afgenomen was de Mini-Mental State Examination. Ik heb deze vragenlijst afgenomen bij een gezonde 78-jarige man met lichte symptomen van dementie, zoals: vergeetachtigheid en claimen. In mijn observatie heb ik gelet op drie punten: de gezichtsuitdrukking, de lichaamsuitdrukking en de pauzes tussen de vragen.

Gezichtsuitdrukking

Voordat ik begon met de vragenlijst heb ik de vragenlijst kort geïntroduceerd. Hierna ben ik begonnen met het stellen van de vragen. Onder het stellen van de eerste paar vragen over welke dag het is of welk jaar het is zag ik aan het gezicht van de man dat hij er geen moeite mee had. Naarmate we verder met de vragenlijst gingen vond de man sommige vragen moeilijker worden. Mij viel op dat de man bij de voor hem moeilijke vragen meer ging fronsen met zijn wenkbrauw.

Lichaamsuitdrukking
Aan het begin van de vragenlijst was de lichaamsuitdrukking rustig. De man zat rustig en gaf antwoord op de vragen. Toen de vragen moeilijker werden werd de man drukker in zijn lichaamshouding. Hij nam steeds andere houdingen aan met zijn armen en ging ook meer verzitten.

Pauzes tussen de vragen
De pauzes tussen de vragen verschilde heel erg. Bij sommige vragen had de man langer de tijd nodig om te antwoorden dan bij andere vragen. Op de meeste vragen had de man een antwoord, maar op sommige vragen kon hij geen goed antwoord geven.

Uitslag:
De man had een score van 17. Volgens de Gestandaardiseerde Mini-Mental State Examination heeft de man een matige cognitieve aantasting.

(Beuken et al., 2011)
(Kok & Verhey, 2002)

Bekijk de twee testen door hieronder het testprotocol te downloaden.

© 2019 Ikram Assouiki | Gezondheidszorgtechnologie | Hogeschool Avans Breda
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin